Vrijdag vond op de Hogeschool West-Vlaanderen in Kortrijk de grote finale plaats van de Vlaamse GIP-Awards . Meer dan 240 eindwerken uit heel Vlaanderen werden ingestuurd en verdeeld in acht categorieën. Tijdens de finale werd de top drie van elke categorie bekendgemaakt en mochten de leerlingen met begeleidende leerkrachten op het podium plaatsnemen. Voor onze leerlingen van het zesde jaar Industriële Wetenschappen was het een enorme opsteker om geselecteerd te worden voor de finale na twee moeilijke coronajaren.

De hoofdprijs

Sebastiaan Debroyer: ‘Toen voor elke categorie de awards uitgedeeld werden en Don Bosco met lege handen leek achter te blijven, was het wel even paniek. Maar aan het einde kwam er de overkoepelende award voor het meest innovatieve technologische project van Vlaanderen.

Een award voor een project dat buiten categorie was en zich onderscheidde van alle andere projecten, wist de organisator ons te zeggen. En plots kwam de opluchting toen de naam DON BOSCO HOBOKEN door de zaal klonk’.

Het team en de volledige werking van hun motor in actie. Kijk tot het einde.

Michael Lotishvili (19jaar), Pardeep Singh (18jaar), Jeremih Vermeire (17jaar) en leerkrachten Sebastiaan Debroyer (33jaar) en Erik Marynissen (50jaar) glunderden onder luid applaus. Ze kaapten de hoofdprijs weg met hun eindwerk LMV-engine, een project waar ze een jaar lang aan hebben gewerkt.

Een oplossing voor de ruimtevaart

Michael Lotishvili: ‘LMV staat voor lineair magnetische versnelling, het principe dat we toepassen in onze motor. In september kwamen we op het idee om een theoretisch alternatief voor de ionenmotor te onderzoeken. Ruimteschepen gebruiken een ionenmotor eens de atmosfeer verlaten is. Voor zo’n motor moet je edelgas mee aan boord nemen. Wij gingen op zoek naar een alternatief op elektriciteit’.

Erik Marynissen (leerkracht sterkteleer en engineering): ‘Ik zag als leerkracht meteen de limieten van het praktisch haalbare. Testen in luchtledige en gewichtloze omgevingen behoort in onze school helaas niet tot de mogelijkheden. Maar de leerlingen waren zo enthousiast dat ik me heb laten overhalen’.

Hoe werkt het

Jeremih Vermeire: ‘De LMV-engine maakt gebruik van een metalen knikker die we in een soort driehoek met afgeronde kanten van holle, vacuüm buizen laten bewegen. Hierdoor krijgen we een massa die in een bepaalde richting versnelt en onder een andere hoek vertraagt. Door een gespiegelde tegenhanger krijgen we een voorwaartse stuwing die we in de ruimte in theorie kunnen blijven versnellen. De detectie van de knikker gebeurt met photodiodes.

Het team ontwikkelde haar eigen wikkelmachine voor het aanbrengen van de spoelen.

Grondig en vernuftig

Sebastiaan Debroyer (leerkracht elektriciteit, elektronica en engineering): ‘De leerlingen zijn niet over een nacht ijs gegaan. Ze ontwierpen, testten en analyseerden elk onderdeel in meerdere versies. Wat niet goed was, keurden ze af en meermaals herbegonnen ze van nul af aan. Dit resulteerde in een sterk prototype waar heel wat complexere onderdelen en elektronische prints in zijn terug te vinden. De leerlingen dachten ver vooruit en konden al tijdens de opendeurdag in april hun prototype demonstreren. Veel van hun vrije tijd ging hier aan op. Ook communicatief was dit een erg sterk project. Tijdens de presentatie voor de jury kregen we een prachtig schouwspel te zien. We zijn enorm trots. Deze ploeg gaat ongetwijfeld nog knappe dingen laten zien in hun verdere studies.’

Ze maakten hun eigen printplaten.

Eigen ontwikkeling

Pardeep Singh: ‘Naast de motor hebben we ook andere zaken zelf ontwikkeld. Zo moesten we een grote hoeveelheid spoelen wikkelen met identieke windingen. Hiervoor hebben we een volautomatische wikkelmachine gebouwd . Voor de spoelen op 400V gelijkstroom hebben we een voeding met acht condensatoren op 400 volt gebouwd. Inclusief een laad-regelcircuit.’

De wikkelmachine.
De leerlingen toonden groot zin voor detail en het prototype oogde erg professioneel.

Sebastiaan Debroyer: ‘Ik geef al vier jaar les aan deze klas en ook mijn collega heeft ze al lange tijd meerdere uren per week. We hadden dus de laatste jaren een intense band. De meeste middagen brachten we samen door in het FabLab, ons projectlokaal. We gaan ze missen volgend jaar, maar ze zijn er helemaal klaar voor. Ze zijn bovendien altijd welkom zijn als ze vragen hebben of eens willen babbelen. En op pi-dag en op de opendeurdag komen ze altijd op bezoek, dat is inmiddels een traditie.’